Scherpere voorwaarden voor verblijf van derdelanders op grond van ouderschap
De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken van de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers vroeg het Kinderrechtencommissariaat advies over het wetsvoorstel tot aanscherping ‘van de voorwaarde van de band met een minderjarig kind voor gezinshereniging’.
Sedert 1 april 2018 biedt het Burgerlijk Wetboek aan de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand de mogelijkheid om de akte van erkenning van het vaderschap van een Belgisch kind of kind met verblijfsrecht in België te weigeren als het om een frauduleuze erkenning gaat met als enig doel voor één van de ouders (EU-burger of derdelander) verblijfsrecht in België te verwerven. Met voorliggend wetsvoorstel wil men de Vreemdelingenwet hierop aanpassen en bepalen dat bij zo een schijnerkenning de bevoegde dienst het daarop gebaseerde verblijfsrecht aan de betrokken persoon kan weigeren of als het al toegekend werd terug kan intrekken.
We screenden het wetsvoorstel vanuit kinderrechtenperspectief en formuleren de volgende bevindingen en aanbevelingen:
- De formulering van de voorgestelde wetswijzigingen geeft de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) teveel interpretatieruimte.
Ook zonder weigering van de erkenningsakte of vernietiging achteraf door de familierechter, krijgt DVZ met dit wetsvoorstel toch de mogelijkheid om op grond van eigen twijfel aan de oprechtheid van de erkenning, het verblijfsrecht te weigeren of terug in te trekken. Daarmee ontstaat het gevaar van een parallelle officieuze besluitvorming door DVZ over individuele situaties, wat juridisch onaanvaardbaar is. De mogelijke gevolgen voor het kind zijn immers niet gering. Het recht op direct contact met beide ouders en het recht om door hen beiden verzorgd te worden komen in het geding. Evenals het recht op gezinshereniging. Dat kan in sommige situaties leiden tot een schending van artikels 7, 9 en 10 van het Kinderrechtenverdrag. - We bevelen daarom aan om in de wettekst een striktere formulering te hanteren. De uitdrukking ‘daadwerkelijk zorg dragen’ wordt daarom best vervangen door een formulering die verwijst naar:
1) het bestaan (respectievelijk niet of niet meer bestaan) van een wettelijk erkende afstammingsband tussen het kind en de man die beweert de vader van het kind te zijn, vastgesteld door de instanties en volgens de regels en procedures vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek en
2) de concrete elementen waaraan het ‘daadwerkelijk zorg dragen’ moet worden afgetoetst. - Het expliciet vermelden in de Vreemdelingenwet (art. 42ter en 42quater) van ‘niet (langer) daadwerkelijk zorg dragen voor het kind’ als voorwaarde voor het intrekken van het verblijfsrecht ontleend aan een frauduleuze erkenning, moet (zij het in meer concrete vorm) zeker behouden blijven. Anders zou het kind onbedoeld slachtoffer kunnen worden van een maatregel om de frauderende ouder zijn of haar onterecht verworven voordeel te ontnemen.
Bekijk de tekst
Bezorgd
We bezorgden dit advies aan de voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken van de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers op 22 januari 2020.